4.1 De zoogsystemen

Zoals elke boer uniek is, is ook op elk bedrijf het zoogsysteem uniek. De basis van een zoogsysteem ligt voornamelijk in de houding van de veehouder ten opzichte van zijn koeien en het op het bedrijf aanwezige managementsysteem. Daarvan is de stal(inrichting) een zeer belangrijke factor. Daarnaast spelen vooral kennis en ervaring en moed (uithoudingsvermogen) een belangrijke rol.

Afhankelijk van de situatie op het bedrijf wordt gekozen voor een:

  • volledig zoogsysteem: het kalf kan onbeperkt zogen bij de moeder, al dan niet in de koppel of in een apart gedeelte van de stal,
  • pleegmoedersysteem; het kalf kan onbeperkt drinken bij een pleegmoeder in een apart gedeelte in de stal (soms meerdere kalveren onder een koe, waardoor de melkopname beperkt wordt)
  • beperkt zoogsysteem; hierbij wordt het drinken van het kalf bij de koe (moeder dan wel pleegmoeder) beperkt gehouden.

Verder bestaan er nog allerhande variaties op deze 3 systemen. Daaronder valt ook het verplaatsen van kalveren van moeder naar pleegmoeder en het beperken van het zogen tegen het einde van de zoogperiode. Veehouders passen het zoogsysteem vaak aan onder invloed van de tijd van het jaar (weide- of stalperiode), de kudde, de individuele koe en/of het kalf. Er zijn ook veehouders die de kalveren alleen tijdens de weideperiode bij de koe houden. Een aantal veehouders kiest bewust voor een voorjaarskalvende kudde al dan niet in combinatie met een pure-graze systeem. Anderen hebben een jaarrond afkalvende kudde, waar de kalveren alleen in de weideperiode bij de koe blijven.

Reacties zijn gesloten.